Broze Vrede
Zeven jaar na het einde van de burgeroorlog krijgt Sri Lanka oog voor de tienduizenden ontheemden en vermisten.
Een vaandelwacht strijkt de nationale vlag in Galle Face green, een populair park in Colombo. De stad vertoont weining sporen van de strijd tussen de Singalezen en Tamils, die 26 jaar woede.
Onder toeziend oog van een politieagent maken scouts zich klaar om een lied te zingen voor de president. De nationale jamboree werd dit jaar voor het eerst in de Noordelijke Provincie gehouden, in Jaffna.
Een man toont zijn kind in een opvangkamp voor ontheemde Tamils. De oorlog, die met een bloedige aanval eindigde, ligt nog vers in het geheugen. Tienduizenden Tamils kunnen nog altijd niet naar huis.
Het fotootje dat de jonge vrouw in haar hand heeft.
Is nog geen postzegel groot. Maar het is de enige foto
van haar man die ze kon vinden in het huis van haar ouders.
Die hadden geen toestemming gegeven voor het
huwelijk, want hij was maar een gewone visser
uit de kustplaats Mannar, terwijl haar familie al
vele generaties in Jaffna woonde, de hoofdstad
van de Noordelijke Provincie. Toch kijkt haar man
-een Tamil, net als zij-vol zelfvertrouwen de
camera in. Ze werpt een blik op de man die tien
jaar geleden uit haar leven verdween. Dan begint
ze te vertellen, met een waas van verdriet in haar
zachtbruine ogen.
Ze was zeventien toen ze in 1999 verliefd op
hem werd in een kamp in het zuiden van India,
Net als zij was hij gevlucht voor het geweld van de
burgeroorlog tussen de Tamilrebellen en het door
de Singalese meerderheid gedomineerde leger in
Sri Lanka. Zij was met haar familie halsoverkop,
springend over de lichamen van hun omgekomen
buren, uit Jaffna vertrokken nadat hun wijk door
het leger was gebombardeerd. Hij was Mannar
ontvlucht nadat zijn jongste zus thuis door een
militair was doodgeschoten. Ze waren getrouwd
onder de mísprijzende blik van haar moeder.
In 2002 gingen ze in Mannar wonen. Omdat
híj dan als visser de zee op kon gaan. Ze kregen
een zoon en later een dochter. Om wat bij te ver-
dienen, verkocht hij benzine aan Tamilrebellen.
zij zag er geen kwaad in: er waren zoveel Tamil-
mannen in Mannar die dat deden. Hij zei weleens
dat ze, als hem ooit iets zou overkomen, niet naar
hem op zoek moest gaan, maar bij haar moeder
moest intrekken-woorden die nooit echt tot haar
waren doorgedrongen. Totdat hij op 27 december
2006 met zijn motor vertrok en ’s avonds niet thuis
kwam, en de dagen erna evenmin.
Er scharrelt een haan langs haar blote voeten.
De vissersvrouw ontwaakt uit haar dagdromen,
legt het fotootje neer en gaat de andere vrouwen
in het bouwvallige, schaars verlichte huis hel-
pen met de voorbereidingen voor de maaltijd.
De familie is vandaag bijeengekomen om haar
moeder te herdenken, die een maand geleden
onverwachts aan maagkanker is overleden. Maar
ze zijn niet compleet: een van haar broers zit als
illegale werkloze in Parijs. Hij is gemarteld door
het Sri Lankaanse leger en durft niet naar huis te
komen, uit angst dat ook hij wordt opgepakt. Net
als de visser en duizenden andere Tamilmannen
-zonder waarschuwing, zonder enige verklaring
of zelfs maar een officiële bevestiging.
Toch wordt de 34-jarige vrouw, die een traditionele
vegetarische maaltijd serveert van kikker-
erwten, aubergine, bonen en tapioca, niet verteerd
door verdriet. “Mijn man leeft nog, dat weet ik
zeker”, zegt ze eenvoudig maar beslist. Dat is
waar ze de hele tijd aan moet denken. Niet aan
haar overleden moeder. Voor de víssersvrouw (die
veiligheidshalve anoniem wil blijven) telt maar
één ding: haar vaste overtuiging dat haar man nog
ergens is, als schimmige krijgsgevangene uit een
oorlog die al zeven jaar voorbij is.
Tamilkinderen komen uit school in Mannar, een stad aan de noordwestkust waar de voorbije decennia veel Tamilmannen zijn verdwenen. Sri Lankanen hechten aan goed onderwijs, een recht dat in de grondwet is verankerd. Het is heel gewoon om kinderen tot ’s avonds laat bij kaarslicht met hun huiswerk bezig te zien.
De eilandstaat Sri Lanka gold ooit als een ont-
luikende Aziatische ‘tijger’, maar die reputatie
ging teloor toen het land zich liet meesleuren in
een geweldsspiraal gevoed door etnische twisten.
Toch gloren er betere tijden, nu de nieuwe rege-
ring van Maithripala Sirisena zich heilig heeft
voorgenomen de eenheid te herstellen. De presi-
dent is internationaal geprezen vanwege de voor-
uitgang die hij zou hebben geboekt in zijn streven
naar vrede en democratie.
Maar het is niet in de eerste plaats de buiten-
landse steun waar de Sri Lankaanse regering
om verlegen zit. Veel belangrijker is de houding
van de Tamilminderheid, die nog onvoldoende
deelt in de naoorlogse voorspoed en zich achter-
gesteld voelt bij de Singalese meerderheid. Tamils
zoals de vissersvrouw met haar fotootje. Want Sri
Lanka kan pas echt stappen vooruit zetten als er
duidelijkheid komt over het lot van mannen zoals
die van haar.
AAN DE WESTKUST van het eiland, zo’n drie-
honderd kilometer ten zuiden van Jaffna, ligt
de economische hoofdstad Colombo. Het is een
hectische, goed onderhouden metropool waar
de oorlog geen zichtbare sporen heeft nagelaten.
De ongeveer zevenhonderdduizend inwoners be-
staan uit Singalese boeddhisten, Tamilhindoes
en moslims, groepen die in aantal ongeveer even
groot zijn en doorgaans zonder veel problemen
met elkaar samenwonen en-werken. Wie zich
zorgen maakt over de toekomst van Sri Lanka, kan
zich in Colombo eenvoudig laten geruststellen.
In de stad bleef het ook rustig toen de Sri
Lankanen op 8 januari 2015 tegen alle verwach-
tingen in het autocratische regime van Mahin-
da Rajapaksa naar huis stuurden na een vrijwel
geweldloos verlopen verkiezingsstrijd. Sindsdien
doen de nieuwe machthebbers alles om te laten
zien dat Sri Lanka zich als een moderne demo-
cratie kan gedragen. De regering-Sirisena werkt
aan de hervorming van de corrupte rechtspraak,
de privatisering van logge overheidsinstellingen
en aan het probleem van de torenhoge schulden
aan Chinese bedrijven die zijn ontstaan na het
afsluiten van allerlei dubieuze bouwcontracten.
“De wereld moet weten dat wij uit ander hout
gesneden zijn, dat wij onze beloften nakomen”,
zegt Harsha de Silva, de onderminister van
Buitenlandse Zaken.
Je kunt heel goed als toerist naar Colombo
vliegen en je er vergapen aan de oude tempels
in Dambulla en Polonnaruwa, de olifanten en de
luipaarden in de natuurparken, de weelderige
theeplantages, het surfparadijs Arugam Bay en
twee weken later weer naar huis gaan zonder ook
maar iets te hebben gemerkt van de gruwelijke
burgeroorlog die Sri Lanka 26 jaar lang heeft
geteisterd. Dat heeft alles met de ligging van de
stad te maken. Colombo ligt in het zuiden van het
eiland, waar vooral Singalezen wonen, een groep
die overwegend boeddhistisch is en 75 procent
vormt van de bevolking. Ook de meeste beziens-
waardigheden bevinden zich in het zuidelijk deel.
De Noordelijke Provincie daarentegen bestaat
grotendeels uit vlakke, dorre landbouwgrond. Dit
is het gebied van de Tamils, een vooral uit hin-
does bestaande groep die zo’n 11 procent van de
bevolking uitmaakt.
In het noordelijk en oostelijk deel van het ei-
land beschikten de militante Tamiltijgers (offici-
eel Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam: ‘Eelam’
is de Tamilnaam van Sri Lanka)gedurende een
lange periode in feite over een eigen staat. Tot-
dat ze in 2009 definitief werden verslagen. De
voormalige slagvelden in het gebied worden nu
gemarkeerd door monumenten ter nagedachtenis
aan de overwinning op ‘de terroristen’.
“HET IS EEN GESCHIEDENIS van gemiste kan-
sen”, zegt Sri Lanka’s tweede man, premier Ranil
Wickremesinghe. Hij doelt op het nog altijd niet
ten volle benutte economisch Potentieel van het
land. Na de Tweede Wereldoorlog had Sri Lanka,
gelegen op de drukke handelsroute tussen China
en India en met een vruchtbare bodem en hoog-
opgeleide bevolking, net zo’n goede uitgangs-
positie als Singapore om in het industriële gat te
springen dat Japan destijds had achtergelaten.
In plaats daarvan gooide Ceylon. zoals het land
tot 1972 heette, onder achtereenvolgende rege-
ringen zijn eigen glazen in, onder meer door een
mislukt socialistisch experiment en later door
de vriendjespolitiek van Rajapaksa. Die tien jaar
aan de macht bleef. Zijn sterk op de landbouw
gerichte beleid had een hoog populistisch ge
halte”, zegt Wickremesinghe.”In werkelijkheid
schoten de mensen er niets mee op en was het
puur gericht op machtsbehoud voorzijn familie.”
Niet alleen op economisch vlak werden kan
een gemist, ook de etnische verdeeldheid speel-
de liet land keer op keer parten. Onder het Britse
koloniale bestuur (1815-1948) kregen de Tamils
steeds de bestbetaalde banen, terwijl de Singa-
lezen het laaggeschoolde werk moesten doen. Na
de onafhankelijkheid in 1948 deden de nieuwe
machthebbers geen enkele moeite om de kloof te
overbruggen. De Singalese politici haakten aan
bij de nationalistische gevoelens van de meerder-
heid, nazaten van mensen die zich rond 500 V.C.
op het eiland hadden gevestigd en die later een
van de eerste boeddhistische gemeenschappen
ter wereld zouden vormen.
De Sri Lankaanse regering zette een politiek in
van marginalisering van de Tamils, die afstam-
men van mensen die in de Britse tijd uit India
waren gehaald om op de theeplantages te werken.
De Tamils raakten niet alleen hun kiesrecht kwijt,
maar verloren ook hun banen aan de universiteit,
en zelfs hun grond in de Oostelijke Provincie werd
vaak aan Singalezen toebedeeld om het bevol-
kingsaandeel van de Tamilmeerderheid te ver-
kleinen. In 1956 werd het Singalees uitgeroepen
tot de officiële taal. Import-en exportvergunnin-
gen werden vooral aan Singalese ondernemers in
het Zuiden verleend, terwijl de ontwikkeling van
de Noordelijke Provincie werd verwaarloosd.
In de jaren zeventig gingen er stemmen op voor
afscheiding van het Noorden en werden de Tamil-
tijgers opgericht. In 1983 lieten de Tijgers dertien
militairen in een dodelijke hinderlaag lopen. Dit
gaf het startsein voor een golf van etnisch geweld,
waarbij duizend Tamils werden vermoord. De
Tijgers sloegen terug met zelfmoordaanslagen
moordpartijen op de burgerbevolking. Zo gleed
Sri Lanka af naar een burgeroorlog. Buitenlandse
investeerders hielden het voor gezien, zo’n drie-
kwart miljoen hogeropgeleide Sri Lankanen
pakten hun biezen.
Rajapaksa, die in 2005 president werd, voerde
de strijd tegen de Taimiltijgers steeds verder op.
Halverwege 2009 waren de laatste Tanliltijgers
afgeslacht, evenals duizenden burgers die geen
kant op konden. De oorlog was voorbij. Het doden-
tal bedraagt misschien wel honderdduizend.
De wreedheden kwamen zeker niet van één
kant. In 1990 verdreven de Tamiltijgersmet grof
geweld zo’n zeventigduizend moslims uit de
Noordelijke Provincie. Ook dwongen ze duizen-
den Tanriljongeren mee te vechten en pleegden
ze bloedige aanslagen op tempels, treinen, bus-
sen en vliegtuigen. Na de overwinning ging het
regime-Rajapaksa triomfantelijk door met het
vernederen van de verslagen minderheid. Tamil
activisten werden zonder vorm van proces achter
slot en grendel gezet. De regering zette het leger
in om het hele Tamilgebied te koloniseren en aan
de Singalezen te geven”, zegt D.M. Swaminathan,
een Tamilminister in de huidige regering die tot
taak heen de Tamils uit de kampen naar huis te
laten terugkeren. Ook gingen de verdwijningen
na de oorlog gewoon door. Al zei de regering van
niets te weten.
Rajapaksa haalde zich de verontwaardiging
van de internationale gemeenschap op de hals.
De Europese Unie gaf Sri Lanka subsidies ter be-
vordering van duurzame ontwikkeling en goed
bestuur, maar draaide in 2010 de geldkraan dicht
vanwege de mensenrechtensituatie. En uit onvre-
de met het onderzoek van de regering Rajapaksa
naar oorlogsmisdrijven, besloot de VN-mensen-
rechtenorganisatie (UNHCR) in 2014 zelf een
onderzoek te starten.
Theeplukster bij de St. Clair-water-vallen in de Centrale Provincie. Veel van de buitenlandse valuta komen binnen dankzij de thee-export, met een jaaropbrengst van 1,3 miljard euro.
Een mijnenveger van de Britse organisatie HALO Trust in Jeyapuram, ooit een bolwerk van de Tamiltijgers in het zuiden van het schiereiland Jaffna. De organisatie werkt vooral met Tamils en heeft ruim 212.000 mijnen opgeruimd. De overheid wil in 2020 alle mijnen weghebben.
Vissers in Nagarkovil, aan de noordoostkust van Sri Lanka, halen sprot binnen. Sinds 2011 zijn bijna 34.000 mijnen van het strand verwijderd. Nu wonen er ruim duizend mensen.
MIJN EERSTE BEZOEK aan de Noordelijke
Provincie was in december 2014, drie weken
voordat Rapaksa de verkiezingen zou verliezen.
De regering had het gebied vrijwel afgesloten.
uit ergernis over de kritiek van de media en de
VN-rapporteurs. Het duurde maanden voor
dat ik van het ministerie van Defensie toestem-
ming kreeg om erheen te reizen. Op een ochtend
vertrok ik met een gids en een tolk uit Colombo.
Zesenhalf uur later kwamen we aan bij de eerste
controlepost in het stoffige dorp Omantai, ooit
de toegangspoort tot het rebellengebied. De
militairen bestudeerden uitgebreid onze papie-
ren, pleegden telefoontjes, stelden vragen door-
zochten ons busje en overlegden binnenmonds
met elkaar, voordat ze ons uiteindelijke metzicht-
bare tegenzin lieten doorrijden.
In de 10 dagen die volgden, suitten we prak-
tisch elk uur op een controlepost. Dan vroegen
de militairen naar het woonadres van mijn gids en
naar het mobiele telefoonnummer van mijn
(vrouwelijke) tolk. Omdat mensen die met ons
spraken waarschijnlijk last met het leger zouden
krijgen, hielden we alle interviews in kerken,
hotelkamers en in een busje langs de kant van
afgelegen weggetjes. Het Tamilgebied was nog
steeds een zwaar gemilitariseerde zone.
Bijna een jaar later, tien maanden na het aan-
treden van president Sirisena, ga ik terug. Deze
keer heb ik geen papieren nodig en komen we
geen enkele controlepost meer tegen. Militairen
keuren ons geen blik waardig en houden niet
meer op elke straathoek Tamils in de gaten.
In Jafna horen we niets over kranten die wor-
den geintimideerd of demonstraties die de kop
ingedrukt worden. Het bezette gebied van Sri
Lanka komt over als een vrije samenleving.
Maar de Tamils die ik spreek, helpen me snel
uit die droom. “We hebben wat meer lucht ge-
kregen”. zegt een Tamilactivist in Jaffna. “Maar
verder is er niet zo veel veranderd.” Mensen die
naar openbare bijeenkomsten komen, worden
nog steeds door de recherche gefotografeerd. Van
Vallipuram Kaanamylnathan, de hoofdredacteur
van de grote Tamilkrant Uthayan, hoor ik onge-
veer hetzelfde: “De media in het Noorden hebben
niet het gevoel dat ze evenveel vrijheid hebben
als die in het Zuiden. Het leger houdt ons gebouw
nog steeds in de gaten.”
Nog altijd is zo’n driekwart van de tweehonderd-
duizend Sri Lankaanse militairen ín de Noorde-
lijke Provincie gelegerd. “Dat zullen er voorlopig
niet minder worden, want de dreiging is nog
níet 100 procent geweken”, zegt generaal Daya
Ratnayake, oud-opperbevelhebber van het Sri
Lankaanse leger. Veel soldaten houden zich nu
Volgens hem bezig met het ruimen van mijnen,
Het bouwen van tempels en scholen en het planten
Van bomen. Maar ook hebben ze de grootste hotels
In Jaffna en omgeving in handen, zoals ik met eigen
ogen zie. Ze bezitten een golfbaan en een
yoghurtfabriek. Ze houden melkkoeien en ver-
kopen landbouwproducten de markt. “Ze krij-
gen gratis grond en kunstmest, zodat ze voor drie
roepies producten kunnen verkopen waarvoor
een boer uit Jaffna twintig roepies moet vragen”,
zegt minister Swaminathan. “We hebben het leger
dan ook duidelijk te verstaan gegeven dat ze het
land aan de bevolking moeten teruggeven.”
Maar het leger, dat tot de verkiezingen van
2015 onder leiding stond van Rajapaksa’s broer
Gotabaya, maakt weinig aanstalten om de bijna
vijfduizend hectare grond die het tijdens de bur-
geroorlog heeft geconfisqueerd aan de oorspron-
kelijke eigenaren terug te geven, zoals de nieuwe
regering heeft gevraagd.
“We geloven er niets van dat we ons land terug-
krijgen”, zegt een 46-jarige Tamilvrouw die in een
opvangkamp woont sinds het leger in 1990 haar
grond heeft ingepikt. “Ze hebben op mijn land
een hotel gebouwd. Daar verdienen ze dik geld
aan. Dat zullen ze echt niet zomaar opgeven.”
Wanneer ik naar haar man vraag, is ze even
stil. Dan zegt ze zacht: “Ik moet hem al acht jaar
missen. Ze hebben hem meegenomen in een wit
busje.”
Een Boeddhistische monnik zorgt voor een axishert dat hij moederziel alleen aantrof in de bossen bij de ruïnen van het Ritigala-klooster, midden op het eiland. Er leven nog altijd enkele monniken bij deze vindplaats met inscripties uit de 1ste eeuw v.Chr. Sri Lanka geldt als het oudste Boeddhistische land ter wereld.
Tamilhindoes vieren Masi Magam in Point Pedro op Jaffna. Tempelgoden worden naar zee gedragen voor een rituele onderdompeling, en gelovigen spoelen er hun zonden weg.
Een verpleegster begroet een moeder op de kraamafdeling van het Jaffna Teaching Hospital. In 1987, tijdens de burgeroorlog, werden hier ruim zestig patiënten en personeelsleden gedood door Indiase militairen op vredesmissie. Nu worden er mensen uit alle bevolkingsgroepen behandeld.
TOEN DE VISSER niet meer thuiskwam, dacht
zijn vrouw eerst dat hij vast was uitgevaren. Een
paar dagen later vond ze zijn motor en ging ze
naar de politie. “A1s we iets horen, laten we het
wel weten”, was het antwoord.”
Vervolgens hoorde de vissersvrouw ook over
andere Tamilmannen uit Mannar die zomaar
waren verdwenen. In enkele gevallen zagen men-
sen hoe ze in een onopvallend wit busjes werden
gesleurd.
De vissersvrouw heeft, net als andere vrou-
wen in de Noordelijke Provincie, besloten om
het er niet bij te laten zitten. Ze zijn naar de
politie gestapt. En naar elke gevangenis die
ze wisten te lokaliseren. Maar ze vonden hun
mannen niet-levend noch dood. Geen enkel
spoor. En zonder officiële verklaring dat hun
man niet meer in leven is, kunnen de vrouwen
geen aanspraak maken op diens erfenis of op een
weduwenpensioen.
Toen de oorlog voorbij was, dachten de vrou-
wen zekerheid te krijgen. Maar hun mannen
kwamen niet terug. Sterker nog, de verdwijnin-
gen gingen gewoon door. Er gingen geruchten
over massagraven en geheime militaire bases. In
2015 schatten de VN het aantal verdwenen Tamil-
mannen op ruim vijftienduizend. Sommige Sri
Lankanen zeiden dat het er in werkelijkheid nog
veel meer zijn. Volgens de regering-Rajapaksa
waren al die verdwenen mannen het land uit
gevlucht, maar kon dat niet aantonen.
In september 2015 verscheen er een vernie-
tigend VN-rapport over de oorlogsmisdaden in
Sri Lanka, waarin ook stond dat de regering-
Rajapaksa deze “jarenlang had ontkend en toe-
gedekt”. Door de conclusies niet tegen te spreken,
gaf de nieuwe regering impliciet te kennen de
waarheid onder ogen te willen zien.
“We zullen een tweede kans krijgen”, vertelt
premier Wickremesinghe wanneer ik hem spreek.
“Daar zijn we zelfs al mee bezig.” Daarvoor is het
cruciaal, erkent hij, dat de regering een serieuze
poging doet de Tamils het gevoel te geven dat ook
zij deel uitmaken van het nieuwe Sri Lanka. “Ze
willen gewoon een normaal leven leiden, net als
iedereen.”
Ik vraag me af in hoeverre een ‘normaal le-
ven’ mogelijk is voor de tien Tamilvrouwen
met vermiste mannen die ik heb gesproken. Zij
durven nog steeds niet vrijuit hun verhaal te
doen, ook niet nu er een nieuwe regering is. De
tante van de vissersvrouw werd geintimideerd
nadat ze een verklaring had geeist over de ver-
blijfplaats van haar zoon. Anderen die het heb-
ben gewaagd te protesteren, kregen te horen
dat ze zouden worden gearresteerd als ze zich
niet gedeisd hielden. Afgelopen voorjaar zijn
tientallen Tamils in het Noorden daadwerke-
lijk zonder formele aanklacht gevangengezet.
Nog steeds worden Tamilhindoes voortdurend
geschaduwd; tegelijk duiken er opnieuw extre-
mistische boeddhistische groeperingen op die
banden zouden onderhouden met de regering-
Rajapaksa.
Een paar dagen voor mijn interview met de pre-
mier spreek ik de vissersvrouw in Jaffna opnieuw.
Ze heeft intussen een nieuwe foto van haar ver-
dwenen man, vertelt ze, die in de krant heeft
gestaan. Op de foto-die een maand of tien eer-
der is gemaakt in de buurt van Colombo tijdens
Pongal. Het jaarlijkse Tamil-oogstfeest-staan
168 mannen in wit gevangenistenue. De mannen
hebben zwarte balkjes voor de ogen, en de foto is
zo korrelig dat de Tamilgevangenen er allemaal
hetzelfde uitzien. Maar deze vrouw die haar man
zo mist heeft geen moeite om haar echtgenoot te
onderscheiden. “Mijn man staat hier op”, zegt ze
stellig. “Ik haal hem er zo uit. Drie vrouwen die
bij mij in de buurt wonen, hebben ook een paar
mannen herkend.”
Maar het is bekend in welke gevangenis die
foto is gemaakt. En daar blijkt haar man niet te
zijn. Net zomin als de andere verdwenen man-
nen uit Mannar. Dus vraag ik de premier of het
gerucht klopt dat er mannen op geheime plekken
worden vastgehouden door het leger.
“Zulke plekken bestaan niet”, zegt hij. “We
hebben met het leger gesproken. En dat was het
antwoord.”
“En dus…?”
“Ze zijn allemaal dood.”
In juni heeft de Sri Lankaanse regering bekend
gemaakt dat er sinds 1994 ruim 65.000 mensen
als vermist zijn opgegeven. Er zou een onderzoek
komen naar de verdwijningen en er zal een ‘akte
van vermissing’ worden verstrekt aan de achter
blijvers, Die kunnen dan een uitkering krijgen en.
hopelijk, een streep onder het verleden zetten.
Pas dan zou ook Sri Lanka verder kunnen – en
krijgen de schimmen uit het verleden misschien
eindelijk rust.
Tekst : Robert Draper
Fotos : Ami Vitale