exact een jaar geleden stond dit artikel in de National Geographic

Broze Vrede

Zeven jaar na het einde van de burgeroorlog krijgt Sri Lanka oog voor de tienduizenden ontheemden en vermisten.

pp
Een vaandelwacht strijkt de nationale vlag in Galle Face green, een populair park in Colombo. De stad vertoont weining sporen van de strijd tussen de Singalezen en Tamils, die 26 jaar woede.
pp
Onder toeziend oog van een politieagent maken scouts zich klaar om een lied te zingen voor de president. De nationale jamboree werd dit jaar voor het eerst in de Noordelijke Provincie gehouden, in Jaffna.

pp
Een man toont zijn kind in een opvangkamp voor ontheemde Tamils. De oorlog, die met een bloedige aanval eindigde, ligt nog vers in het geheugen. Tienduizenden Tamils kunnen nog altijd niet naar huis.

 

 

Het fotootje dat de jonge vrouw in haar hand heeft.

Is nog geen postzegel groot. Maar het is de enige foto

van haar man die ze kon vinden in het huis van haar ouders.

Die hadden geen toestemming gegeven voor het

huwelijk, want hij was maar een gewone visser

uit de kustplaats Mannar, terwijl haar familie al

vele generaties in Jaffna woonde, de hoofdstad

van de Noordelijke Provincie. Toch kijkt haar man

-een Tamil, net als zij-vol zelfvertrouwen de

camera in. Ze werpt een blik op de man die tien

jaar geleden uit haar leven verdween. Dan begint

ze te vertellen, met een waas van verdriet in haar

zachtbruine ogen.

 

Ze was zeventien toen ze in 1999 verliefd op

hem werd in een kamp in het zuiden van India,

Net als zij was hij gevlucht voor het geweld van de

burgeroorlog tussen de Tamilrebellen en het door

de Singalese meerderheid gedomineerde leger in

Sri Lanka. Zij was met haar familie halsoverkop,

springend over de lichamen van hun omgekomen

buren, uit Jaffna vertrokken nadat hun wijk door

het leger was gebombardeerd. Hij was Mannar

ontvlucht nadat zijn jongste zus thuis door een

militair was doodgeschoten. Ze waren getrouwd

onder de mísprijzende blik van haar moeder.

In 2002 gingen ze in Mannar wonen. Omdat

híj dan als visser de zee op kon gaan. Ze kregen

een zoon en later een dochter. Om wat bij te ver-

dienen, verkocht hij benzine aan Tamilrebellen.

zij zag er geen kwaad in: er waren zoveel Tamil-

mannen in Mannar die dat deden. Hij zei weleens

dat ze, als hem ooit iets zou overkomen, niet naar

hem op zoek moest gaan, maar bij haar moeder

moest intrekken-woorden die nooit echt tot haar

waren doorgedrongen. Totdat hij op 27 december

2006 met zijn motor vertrok en ’s avonds niet thuis

kwam, en de dagen erna evenmin.

 

 

Er scharrelt een haan langs haar blote voeten.

De vissersvrouw ontwaakt uit haar dagdromen,

legt het fotootje neer en gaat de andere vrouwen

in het bouwvallige, schaars verlichte huis hel-

pen met de voorbereidingen voor de maaltijd.

De familie is vandaag bijeengekomen om haar

moeder te herdenken, die een maand geleden

onverwachts aan maagkanker is overleden. Maar

ze zijn niet compleet: een van haar broers zit als

illegale werkloze in Parijs. Hij is gemarteld door

het Sri Lankaanse leger en durft niet naar huis te

komen, uit angst dat ook hij wordt opgepakt. Net

als de visser en duizenden andere Tamilmannen

-zonder waarschuwing, zonder enige verklaring

of zelfs maar een officiële bevestiging.

Toch wordt de 34-jarige vrouw, die een traditionele

vegetarische maaltijd serveert van kikker-

erwten, aubergine, bonen en tapioca, niet verteerd

door verdriet. “Mijn man leeft nog, dat weet ik

zeker”, zegt ze eenvoudig maar beslist. Dat is

waar ze de hele tijd aan moet denken. Niet aan

haar overleden moeder. Voor de víssersvrouw (die

veiligheidshalve anoniem wil blijven) telt maar

één ding: haar vaste overtuiging dat haar man nog

ergens is, als schimmige krijgsgevangene uit een

oorlog die al zeven jaar voorbij is.

pp
Tamilkinderen komen uit school in Mannar, een stad aan de noordwestkust waar de voorbije decennia veel Tamilmannen zijn verdwenen. Sri Lankanen hechten aan goed onderwijs, een recht dat in de grondwet is verankerd. Het is heel gewoon om kinderen tot ’s avonds laat bij kaarslicht met hun huiswerk bezig te zien.

 

 

De eilandstaat Sri Lanka gold ooit als een ont-

luikende Aziatische ‘tijger’, maar die reputatie

ging teloor toen het land zich liet meesleuren in

een geweldsspiraal gevoed door etnische twisten.

Toch gloren er betere tijden, nu de nieuwe rege-

ring van Maithripala Sirisena zich heilig heeft

voorgenomen de eenheid te herstellen. De presi-

dent is internationaal geprezen vanwege de voor-

uitgang die hij zou hebben geboekt in zijn streven

naar vrede en democratie.

Maar het is niet in de eerste plaats de buiten-

landse steun waar de Sri Lankaanse regering

om verlegen zit. Veel belangrijker is de houding

van de Tamilminderheid, die nog onvoldoende

deelt in de naoorlogse voorspoed en zich achter-

gesteld voelt bij de Singalese meerderheid. Tamils

zoals de vissersvrouw met haar fotootje. Want Sri

Lanka kan pas echt stappen vooruit zetten als er

duidelijkheid komt over het lot van mannen zoals

die van haar.

 

 

AAN DE WESTKUST van het eiland, zo’n drie-

honderd kilometer ten zuiden van Jaffna, ligt

de economische hoofdstad Colombo. Het is een

hectische, goed onderhouden metropool waar

de oorlog geen zichtbare sporen heeft nagelaten.

De ongeveer zevenhonderdduizend inwoners be-

staan uit Singalese boeddhisten, Tamilhindoes

en moslims, groepen die in aantal ongeveer even

groot zijn en doorgaans zonder veel problemen

met elkaar samenwonen en-werken. Wie zich

zorgen maakt over de toekomst van Sri Lanka, kan

zich in Colombo eenvoudig laten geruststellen.

In de stad bleef het ook rustig toen de Sri

Lankanen op 8 januari 2015 tegen alle verwach-

tingen in het autocratische regime van Mahin-

da Rajapaksa naar huis stuurden na een vrijwel

geweldloos verlopen verkiezingsstrijd. Sindsdien

doen de nieuwe machthebbers alles om te laten

zien dat Sri Lanka zich als een moderne demo-

cratie kan gedragen. De regering-Sirisena werkt

aan de hervorming van de corrupte rechtspraak,

de privatisering van logge overheidsinstellingen

en aan het probleem van de torenhoge schulden

aan Chinese bedrijven die zijn ontstaan na het

afsluiten van allerlei dubieuze bouwcontracten.

“De wereld moet weten dat wij uit ander hout

gesneden zijn, dat wij onze beloften nakomen”,

zegt Harsha de Silva, de onderminister van

Buitenlandse Zaken.

Je kunt heel goed als toerist naar Colombo

vliegen en je er vergapen aan de oude tempels

in Dambulla en Polonnaruwa, de olifanten en de

luipaarden in de natuurparken, de weelderige

theeplantages, het surfparadijs Arugam Bay en

twee weken later weer naar huis gaan zonder ook

maar iets te hebben gemerkt van de gruwelijke

burgeroorlog die Sri Lanka 26 jaar lang heeft

geteisterd. Dat heeft alles met de ligging van de

stad te maken. Colombo ligt in het zuiden van het

eiland, waar vooral Singalezen wonen, een groep

die overwegend boeddhistisch is en 75 procent

vormt van de bevolking. Ook de meeste beziens-

waardigheden bevinden zich in het zuidelijk deel.

De Noordelijke Provincie daarentegen bestaat

grotendeels uit vlakke, dorre landbouwgrond. Dit

is het gebied van de Tamils, een vooral uit hin-

does bestaande groep die zo’n 11 procent van de

bevolking uitmaakt.

In het noordelijk en oostelijk deel van het ei-

land beschikten de militante Tamiltijgers (offici-

eel Bevrijdingstijgers van Tamil Eelam: ‘Eelam’

is de Tamilnaam van Sri Lanka)gedurende een

lange periode in feite over een eigen staat. Tot-

dat ze in 2009 definitief werden verslagen. De

voormalige slagvelden in het gebied worden nu

gemarkeerd door monumenten ter nagedachtenis

aan de overwinning op ‘de terroristen’.

pppp
“HET IS EEN GESCHIEDENIS van gemiste kan-

sen”, zegt Sri Lanka’s tweede man, premier Ranil

Wickremesinghe. Hij doelt op het nog altijd niet

ten volle benutte economisch Potentieel van het

land. Na de Tweede Wereldoorlog had Sri Lanka,

gelegen op de drukke handelsroute tussen China

en India en met een vruchtbare bodem en hoog-

opgeleide bevolking, net zo’n goede uitgangs-

positie als Singapore om in het industriële gat te

springen dat Japan destijds had achtergelaten.

In plaats daarvan gooide Ceylon. zoals het land

tot 1972 heette, onder achtereenvolgende rege-

ringen zijn eigen glazen in, onder meer door een

mislukt socialistisch experiment en later door

de vriendjespolitiek van Rajapaksa. Die tien jaar

aan de macht bleef. Zijn sterk op de landbouw

gerichte beleid had een hoog populistisch ge

halte”, zegt Wickremesinghe.”In werkelijkheid

schoten de mensen er niets mee op en was het

puur gericht op machtsbehoud voorzijn familie.”

Niet alleen op economisch vlak werden kan

een gemist, ook de etnische verdeeldheid speel-

de liet land keer op keer parten. Onder het Britse

koloniale bestuur (1815-1948) kregen de Tamils

steeds de bestbetaalde banen, terwijl de Singa-

lezen het laaggeschoolde werk moesten doen. Na

de onafhankelijkheid in 1948 deden de nieuwe

machthebbers geen enkele moeite om de kloof te

overbruggen. De Singalese politici haakten aan

bij de nationalistische gevoelens van de meerder-

heid, nazaten van mensen die zich rond 500 V.C.

op het eiland hadden gevestigd en die later een

van de eerste boeddhistische gemeenschappen

ter wereld zouden vormen.

De Sri Lankaanse regering zette een politiek in

van marginalisering van de Tamils, die afstam-

men van mensen die in de Britse tijd uit India

waren gehaald om op de theeplantages te werken.

De Tamils raakten niet alleen hun kiesrecht kwijt,

maar verloren ook hun banen aan de universiteit,

en zelfs hun grond in de Oostelijke Provincie werd

vaak aan Singalezen toebedeeld om het bevol-

kingsaandeel van de Tamilmeerderheid te ver-

kleinen. In 1956 werd het Singalees uitgeroepen

tot de officiële taal. Import-en exportvergunnin-

gen werden vooral aan Singalese ondernemers in

het Zuiden verleend, terwijl de ontwikkeling van

de Noordelijke Provincie werd verwaarloosd.

In de jaren zeventig gingen er stemmen op voor

afscheiding van het Noorden en werden de Tamil-

tijgers opgericht. In 1983 lieten de Tijgers dertien

militairen in een dodelijke hinderlaag lopen. Dit

gaf het startsein voor een golf van etnisch geweld,

waarbij duizend Tamils werden vermoord. De

Tijgers sloegen terug met zelfmoordaanslagen

moordpartijen op de burgerbevolking. Zo gleed

Sri Lanka af naar een burgeroorlog. Buitenlandse

investeerders hielden het voor gezien, zo’n drie-

kwart miljoen hogeropgeleide Sri Lankanen

pakten hun biezen.

Rajapaksa, die in 2005 president werd, voerde

de strijd tegen de Taimiltijgers steeds verder op.

Halverwege 2009 waren de laatste Tanliltijgers

afgeslacht, evenals duizenden burgers die geen

kant op konden. De oorlog was voorbij. Het doden-

tal bedraagt misschien wel honderdduizend.

De wreedheden kwamen zeker niet van één

kant. In 1990 verdreven de Tamiltijgersmet grof

geweld zo’n zeventigduizend moslims uit de

Noordelijke Provincie. Ook dwongen ze duizen-

den Tanriljongeren mee te vechten en pleegden

ze bloedige aanslagen op tempels, treinen, bus-

sen en vliegtuigen. Na de overwinning ging het

regime-Rajapaksa triomfantelijk door met het

vernederen van de verslagen minderheid. Tamil

activisten werden zonder vorm van proces achter

slot en grendel gezet. De regering zette het leger

in om het hele Tamilgebied te koloniseren en aan

de Singalezen te geven”, zegt D.M. Swaminathan,

een Tamilminister in de huidige regering die tot

taak heen de Tamils uit de kampen naar huis te

laten terugkeren. Ook gingen de verdwijningen

na de oorlog gewoon door. Al zei de regering van

niets te weten.

Rajapaksa haalde zich de verontwaardiging

van de internationale gemeenschap op de hals.

De Europese Unie gaf Sri Lanka subsidies ter be-

vordering van duurzame ontwikkeling en goed

bestuur, maar draaide in 2010 de geldkraan dicht

vanwege de mensenrechtensituatie. En uit onvre-

de met het onderzoek van de regering Rajapaksa

naar oorlogsmisdrijven, besloot de VN-mensen-

rechtenorganisatie (UNHCR) in 2014 zelf een

onderzoek te starten.
pp
Theeplukster bij de St. Clair-water-vallen in de Centrale Provincie. Veel van de buitenlandse valuta komen binnen dankzij de thee-export, met een jaaropbrengst van 1,3 miljard euro.

pp
Een mijnenveger van de Britse organisatie HALO Trust in Jeyapuram, ooit een bolwerk van de Tamiltijgers in het zuiden van het schiereiland Jaffna. De organisatie werkt vooral met Tamils en heeft ruim 212.000 mijnen opgeruimd. De overheid wil in 2020 alle mijnen weghebben.

pp
Vissers in Nagarkovil, aan de noordoostkust van Sri Lanka, halen sprot binnen. Sinds 2011 zijn bijna 34.000 mijnen van het strand verwijderd. Nu wonen er ruim duizend mensen.

 

 

 

MIJN EERSTE BEZOEK aan de Noordelijke

Provincie was in december 2014, drie weken

voordat Rapaksa de verkiezingen zou verliezen.

De regering had het gebied vrijwel afgesloten.

uit ergernis over de kritiek van de media en de

VN-rapporteurs. Het duurde maanden voor

dat ik van het ministerie van Defensie toestem-

ming kreeg om erheen te reizen. Op een ochtend

vertrok ik met een gids en een tolk uit Colombo.

Zesenhalf uur later kwamen we aan bij de eerste

controlepost in het stoffige dorp Omantai, ooit

de toegangspoort tot het rebellengebied. De

militairen bestudeerden uitgebreid onze papie-

ren, pleegden telefoontjes, stelden vragen door-

zochten ons busje en overlegden binnenmonds

met elkaar, voordat ze ons uiteindelijke metzicht-

bare tegenzin lieten doorrijden.

In de 10 dagen die volgden, suitten we prak-

tisch elk uur op een controlepost. Dan vroegen

de militairen naar het woonadres van mijn gids en

naar het mobiele telefoonnummer van mijn

(vrouwelijke) tolk. Omdat mensen die met ons

spraken waarschijnlijk last met het leger zouden

krijgen, hielden we alle interviews in kerken,

hotelkamers en in een busje langs de kant van

afgelegen weggetjes. Het Tamilgebied was nog

steeds een zwaar gemilitariseerde zone.

Bijna een jaar later, tien maanden na het aan-

treden van president Sirisena, ga ik terug. Deze

keer heb ik geen papieren nodig en komen we

geen enkele controlepost meer tegen. Militairen

keuren ons geen blik waardig en houden niet

meer op elke straathoek Tamils in de gaten.

In Jafna horen we niets over kranten die wor-

den geintimideerd of demonstraties die de kop

ingedrukt worden. Het bezette gebied van Sri

Lanka komt over als een vrije samenleving.

Maar de Tamils die ik spreek, helpen me snel

uit die droom. “We hebben wat meer lucht ge-

kregen”. zegt een Tamilactivist in Jaffna. “Maar

verder is er niet zo veel veranderd.” Mensen die

naar openbare bijeenkomsten komen, worden

nog steeds door de recherche gefotografeerd. Van

Vallipuram Kaanamylnathan, de hoofdredacteur

van de grote Tamilkrant Uthayan, hoor ik onge-

veer hetzelfde: “De media in het Noorden hebben

niet het gevoel dat ze evenveel vrijheid hebben

als die in het Zuiden. Het leger houdt ons gebouw

nog steeds in de gaten.”

 

Nog altijd is zo’n driekwart van de tweehonderd-

duizend Sri Lankaanse militairen ín de Noorde-

lijke Provincie gelegerd. “Dat zullen er voorlopig

niet minder worden, want de dreiging is nog

níet 100 procent geweken”, zegt generaal Daya

Ratnayake, oud-opperbevelhebber van het Sri

Lankaanse leger. Veel soldaten houden zich nu

Volgens hem bezig met het ruimen van mijnen,

Het bouwen van tempels en scholen en het planten

Van bomen. Maar ook hebben ze de grootste hotels

In Jaffna en omgeving in handen, zoals ik met eigen

ogen zie. Ze bezitten een golfbaan en een

yoghurtfabriek. Ze houden melkkoeien en ver-

kopen landbouwproducten de markt. “Ze krij-

gen gratis grond en kunstmest, zodat ze voor drie

roepies producten kunnen verkopen waarvoor

een boer uit Jaffna twintig roepies moet vragen”,

zegt minister Swaminathan. “We hebben het leger

dan ook duidelijk te verstaan gegeven dat ze het

land aan de bevolking moeten teruggeven.”

Maar het leger, dat tot de verkiezingen van

2015 onder leiding stond van Rajapaksa’s broer

Gotabaya, maakt weinig aanstalten om de bijna

vijfduizend hectare grond die het tijdens de bur-

geroorlog heeft geconfisqueerd aan de oorspron-

kelijke eigenaren terug te geven, zoals de nieuwe

regering heeft gevraagd.

“We geloven er niets van dat we ons land terug-

krijgen”, zegt een 46-jarige Tamilvrouw die in een

opvangkamp woont sinds het leger in 1990 haar

grond heeft ingepikt. “Ze hebben op mijn land

een hotel gebouwd. Daar verdienen ze dik geld

aan. Dat zullen ze echt niet zomaar opgeven.”

Wanneer ik naar haar man vraag, is ze even

stil. Dan zegt ze zacht: “Ik moet hem al acht jaar

missen. Ze hebben hem meegenomen in een wit

busje.”
pp
Een Boeddhistische monnik zorgt voor een axishert dat hij moederziel alleen aantrof in de bossen bij de ruïnen van het Ritigala-klooster, midden op het eiland. Er leven nog altijd enkele monniken bij deze vindplaats met inscripties uit de 1ste eeuw v.Chr. Sri Lanka geldt als het oudste Boeddhistische land ter wereld.

pp
Tamilhindoes vieren Masi Magam in Point Pedro op Jaffna. Tempelgoden worden naar zee gedragen voor een rituele onderdompeling, en gelovigen spoelen er hun zonden weg.

pp
Een verpleegster begroet een moeder op de kraamafdeling van het Jaffna Teaching Hospital. In 1987, tijdens de burgeroorlog, werden hier ruim zestig patiënten en personeelsleden gedood door Indiase militairen op vredesmissie. Nu worden er mensen uit alle bevolkingsgroepen behandeld.

 

 

TOEN DE VISSER niet meer thuiskwam, dacht

zijn vrouw eerst dat hij vast was uitgevaren. Een

paar dagen later vond ze zijn motor en ging ze

naar de politie. “A1s we iets horen, laten we het

wel weten”, was het antwoord.”

Vervolgens hoorde de vissersvrouw ook over

andere Tamilmannen uit Mannar die zomaar

waren verdwenen. In enkele gevallen zagen men-

sen hoe ze in een onopvallend wit busjes werden

gesleurd.

De vissersvrouw heeft, net als andere vrou-

wen in de Noordelijke Provincie, besloten om

het er niet bij te laten zitten. Ze zijn naar de

politie gestapt. En naar elke gevangenis die

ze wisten te lokaliseren. Maar ze vonden hun

mannen niet-levend noch dood. Geen enkel

spoor. En zonder officiële verklaring dat hun

man niet meer in leven is, kunnen de vrouwen

geen aanspraak maken op diens erfenis of op een

weduwenpensioen.

Toen de oorlog voorbij was, dachten de vrou-

wen zekerheid te krijgen. Maar hun mannen

kwamen niet terug. Sterker nog, de verdwijnin-

gen gingen gewoon door. Er gingen geruchten

over massagraven en geheime militaire bases. In

2015 schatten de VN het aantal verdwenen Tamil-

mannen op ruim vijftienduizend. Sommige Sri

Lankanen zeiden dat het er in werkelijkheid nog

veel meer zijn. Volgens de regering-Rajapaksa

waren al die verdwenen mannen het land uit

gevlucht, maar kon dat niet aantonen.

In september 2015 verscheen er een vernie-

tigend VN-rapport over de oorlogsmisdaden in

Sri Lanka, waarin ook stond dat de regering-

Rajapaksa deze “jarenlang had ontkend en toe-

gedekt”. Door de conclusies niet tegen te spreken,

gaf de nieuwe regering impliciet te kennen de

waarheid onder ogen te willen zien.

“We zullen een tweede kans krijgen”, vertelt

premier Wickremesinghe wanneer ik hem spreek.

“Daar zijn we zelfs al mee bezig.” Daarvoor is het

cruciaal, erkent hij, dat de regering een serieuze

poging doet de Tamils het gevoel te geven dat ook

zij deel uitmaken van het nieuwe Sri Lanka. “Ze

willen gewoon een normaal leven leiden, net als

iedereen.”

Ik vraag me af in hoeverre een ‘normaal le-

ven’ mogelijk is voor de tien Tamilvrouwen

met vermiste mannen die ik heb gesproken. Zij

durven nog steeds niet vrijuit hun verhaal te

doen, ook niet nu er een nieuwe regering is. De

tante van de vissersvrouw werd geintimideerd

nadat ze een verklaring had geeist over de ver-

blijfplaats van haar zoon. Anderen die het heb-

ben gewaagd te protesteren, kregen te horen

dat ze zouden worden gearresteerd als ze zich

niet gedeisd hielden. Afgelopen voorjaar zijn

tientallen Tamils in het Noorden daadwerke-

lijk zonder formele aanklacht gevangengezet.

Nog steeds worden Tamilhindoes voortdurend

geschaduwd; tegelijk duiken er opnieuw extre-

mistische boeddhistische groeperingen op die

banden zouden onderhouden met de regering-

Rajapaksa.

Een paar dagen voor mijn interview met de pre-

mier spreek ik de vissersvrouw in Jaffna opnieuw.

Ze heeft intussen een nieuwe foto van haar ver-

dwenen man, vertelt ze, die in de krant heeft

gestaan. Op de foto-die een maand of tien eer-

der is gemaakt in de buurt van Colombo tijdens

Pongal. Het jaarlijkse Tamil-oogstfeest-staan

168 mannen in wit gevangenistenue. De mannen

hebben zwarte balkjes voor de ogen, en de foto is

zo korrelig dat de Tamilgevangenen er allemaal

hetzelfde uitzien. Maar deze vrouw die haar man

zo mist heeft geen moeite om haar echtgenoot te

onderscheiden. “Mijn man staat hier op”, zegt ze

stellig. “Ik haal hem er zo uit. Drie vrouwen die

bij mij in de buurt wonen, hebben ook een paar

mannen herkend.”

Maar het is bekend in welke gevangenis die

foto is gemaakt. En daar blijkt haar man niet te

zijn. Net zomin als de andere verdwenen man-

nen uit Mannar. Dus vraag ik de premier of het

gerucht klopt dat er mannen op geheime plekken

worden vastgehouden door het leger.

“Zulke plekken bestaan niet”, zegt hij. “We

hebben met het leger gesproken. En dat was het

antwoord.”

“En dus…?”

“Ze zijn allemaal dood.”

In juni heeft de Sri Lankaanse regering bekend

gemaakt dat er sinds 1994 ruim 65.000 mensen

als vermist zijn opgegeven. Er zou een onderzoek

komen naar de verdwijningen en er zal een ‘akte

van vermissing’ worden verstrekt aan de achter

blijvers, Die kunnen dan een uitkering krijgen en.

hopelijk, een streep onder het verleden zetten.

Pas dan zou ook Sri Lanka verder kunnen – en

krijgen de schimmen uit het verleden misschien

eindelijk rust.

 

Tekst : Robert Draper

Fotos : Ami Vitale